top of page

Hechtingsstoornis

Niet elk kind dat onveilig gehecht is, heeft dan gelijk een hechtingsstoornis.
Kinderen met een gedesorganiseerde gehechtheid heeft een reactieve hechtingsstoornis. 
De andere oveilige hechtingen zijn geen stoornissen, maar kunnen er wel voor zorgen dat het kind gedragsproblemen gaat vertonen. 

DSM V

Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)

Dit is een Amerikaans handboek voor diagnoses en statistiek van psychische aandoeningen, dat in de meeste landen als standaard in de psychiatrische diagnostiek dient. 

 

In de DSM-V spreek van een reactieve hechtingsstoornis wanneer er sprak is van pathogene zorg zoals 

verwaarlozing, mishandeling of een niet veilige, stresvolle omgeving, waarop de stoornis een reactie is. Op deze manier wordt het syndroom afgebakend van verstoorde gehechtheid die overwegend het gevolg is van bijvoorbeeld autisme of andere neurologische factoren. In de kern is de reactieve hechtingsstoornis een ernstige verstoorde gehechtheidsrelatie waarvan de wortels voor de derde verjaardag van het kind liggen (Boris & Zeanah, 2005). 

 

Reactieve hechtingsstoornissen 

Er zijn twee soorten reactieve hechtingsstoornissen te beschrijven namelijk:

 

  • Geremde hechtingsstoornis 

Kinderen met een geremde hechtingsstoornis reageren niet goed in sociale situaties. Zo zoeken ze bijvoorbeeld contact met hun ouders en kijken tegelijkertijd de andere kant op. Het gedrag van het kind is vaak agressief en moeilijk te voorspellen. Zo kunnen ze het ene moment heel vriendelijk zijn en het andere moment heel erg verdrietig of boos. 

 

Kinderen met de geremde hechtingsstoornis zijn vaak verwaarloosd of mishandeld. Maar als je verwaarloosd of mishandeld bent, hoef je niet altijd de stoornis te krijgen. Hierin spelen nog meer factoren een rol. 

 

  • Ongeremde hechtingsstoornis 

Bij deze vorm kan het kind zich niet hechten aan een bepaald persoon, maar kan zich aan ieder persoon vastklampen. Het kind vindt het moeilijk om vrienden en andere sociale contacten te behouden. Vaak zien andere mensen deze kinderen als 'allemansvriendjes', ze spelen met iedereen en kunnen met iedereen overweg. 

 

Kinderen met deze vorm van hechtingsstoornis hebben vanaf dat ze heel jong waren meestal geen vaste verzorger gehad. Of zijn er veel wisselingen geweest. Deze vorm komt dan ook veel voor bij pleegzorg kinderen, geadopteerde kinderen of kinderen die zijn opgegroeid in een insituut. 

 

 

 

 

        Informatie 

© 2016 by Iris Pappot. Proudly created with Wix.com

bottom of page