top of page

Symtomen hechtingsstoornis 

Hoe weet je nou of een kind een hechtingsstoornis heeft. Boris en Zeanah (2005) hebben aan de hand van onderzoek een opsomming gegeven voor signalen van verstoorde hechting bij jonge kinderen. 

Deze lijst is in de praktijk bruikbaar als checklist en signaleringsintrument wanneer dit door bevoegde hulpverlenin uitgevoerd wordt. 
Wel kan het een eerste beeldvorming geven van een kind met een verstoorde hechting. 

 

Affectie 

Normaal: Toont affectie tijdens verschillende interacties in verschillende situaties.
Verstoord: Gebrek aan affectieve uitwisseling in verschillende sociale situaties of niet passende, veelal promiscue      
                   affecties tegenover relatief onbekende volwassenen.

 

Zoeken van troost
Normaal: Zoekt troost bij een specifieke volwassen verzorger, die daartoe speciaal wordt uitgekozen.
Verstoord: Zoekt geen troost bij pijn, angst of ziekte of zoekt troost op een vreemde of ambivalente manier bij een
                   specifieke volwassen verzorger (bijvoorbeeld: toenemende stress wanneer het kind geen troost zoekt.

 

Vertrouwen in de ander; zoekt hulp
Normaal: Is bereid/heeft de mogelijkheid om hulp te zoeken bij specifieke verzorgers als een probleem te moeilijk is
                  om alleen op te lossen.
Verstoord: Buitensporige afhankelijkheid van de verzorger of, als het nodig is niet zoeken naar of gebruiken van de
                   ondersteunende aanwezigheid van een hechtingsfiguur.

Samenwerking
Normaal: Stelt zich over het algemeen coöperatief op naar de verzorger.
Verstoord: Voortdurend niet ingaan of niet nakomen van verzoeken en eisen van de verzorger is een overheersend
                   kenmerk van de interactie; of angstige buitengewone meegaandheid ten opzichte van instructies van de
                   verzorger (‘dwangmatige gehoorzaamheid’).

Explorerend gedrag
Normaal: Gebruikt hechtingsfiguur als veilige basis van waaruit een nieuwe omgeving wordt geëxploreerd.
Verstoord: Controleert niet of de verzorger aanwezig blijft in een onbekende situatie tijdens de exploratie, of heeft zeer                    grote tegenzin om de verzorger te verlaten om te gaan exploreren.

 

Controlerend gedrag
Normaal: Weinig signalen van controlerend gedrag ten opzichte van de verzorger.
Verstoord: Overbezorgd en/of niet bij de leeftijd passend verzorgend gedrag van het kind ten opzichte van de verzorger,
                   buitengewoon bazig of bestraffend controleren van de verzorger

Reactie bij hereniging/terugkeer

Normaal: Zoekt troost bij de hechtingsfiguur bij angst of wanneer het kind niet angstig is, maakt hij op een positieve
                  manier opnieuw contact door middel van non-verbale of verbale communicatie van positieve affecties, of
                  beschrijft wat er gebeurde tijdens de scheiding.

Verstoord: Lukt niet om na scheiding contact te maken met verzorger. Daarbij vertoont het kind actieve    
                   negerende/vermijdende gedragingen, intense boosheid of duidelijk gebrek aan affectie, of de stress die
                   teweeggebracht werd door de scheiding verdwijnt niet, of elke aanwijzing van gedesorganiseerd
                   gehechtheidsgedrag.

 

Reactie tegenover vreemden
Normaal: In eerste instantie terughoudendheid in sociaal contact met vreemden, dit is duidelijker in een onbekende
                  omgeving.
Verstoord: Onmiddellijk aangaan van het contact zonder terughoudendheid in het begin, veel lichamelijk contact
                   zonder op de verzorger te letten, wil om de verzorger zonder protest te verlaten en met een vreemde mee te
                   gaan.

 

 

 

 

 

        Informatie 

© 2016 by Iris Pappot. Proudly created with Wix.com

bottom of page