In de klas
Een leerkracht is het hechtingsfiguur in de klas. In de klas kan je als leerkracht een basis leggen van het vertrouwen en veiligheid. Gevoel van veiligheid en vertrouwen heeft invloed op de werkhouding, schoolprestaties en contacten met anderen. Hoe kan je dit doen als leerkracht?
Aanpak in de groep
Stel duidelijke regels
Formuleer regels helder, het liefst in termen van gewenst gedrag. Hiermee ligt de nadruk op het gedrag, dat wordt verwacht. Het geeft ook de grenzen aan. Herinner een kind regelmatig aan de regels. Bijvoorbeeld in situaties, waarbij u inschat, dat het kind zich ongewenst zal gaan gedragen. Kom regels en afspraken altijd na. Een kind weet hierdoor waar het aan toe is
Wees beschikbaar
Probeer fysieke nabijheid te bieden, door zo veel mogelijk in de klas te blijven. Laat merken dat een kind gezien en gehoord wordt, door verbaal of non-verbaal te reageren op wat het doet of zegt. Hierdoor weet het kind, dat u beschikbaar bent om op terug te vallen, als het hulp nodig heeft.
Bespreek lastige situaties
Help een kind te verwoorden wat het voelt, omdat dit voor hem erg lastig is. Benoem bijvoorbeeld enkele gevoelens die van toepassing kunnen zijn en laat het kind daarna kiezen welk gevoel op dat moment het best bij hem past.
Stuur het gedrag
Benoem eerst concreet wat een kind doet of zegt. Zeg daarna wat het moet doen. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie, dat jij niet rustig op je plek kunt blijven zitten. Dat is jammer. Ga dan maar even rustig worden op de gang.’
Reageer neutraal
Met grensoverschrijdend gedrag kan een kind met hechtingsproblemen proberen controle te krijgen. Probeer emotionele reacties te onderdrukken. Door emotioneel te reageren – bijvoorbeeld met boosheid of irritatie – krijgt een kind het gevoel, dat het controle over u heeft.
Geef directe, specifieke feedback
Wanneer het nodig is om gedrag te corrigeren, doe dit dan zo snel mogelijk, nadat een kind het ongewenste gedrag heeft laten zien. Hierdoor is het voor hem gemakkelijker om de koppeling te maken tussen het gedrag en de correctie. Maak vooral duidelijk, dat u het ongewenste gedrag afkeurt en niet het kind zelf! Hiermee voorkomt u, dat het kind zich als persoon afgewezen voelt.
Zorg voor positieve ervaringen
Positieve ervaringen leren een kind, dat het volwassenen kan vertrouwen, terwijl negatieve ervaringen zijn gevoel van wantrouwen bevestigen. Spreek een kind vooral aan op wat het kan. Laat het succeservaringen opdoen. Laat ook merken, dat u het kind waardeert. Bijvoorbeeld door een compliment te geven.
Zoek een geschikte werkplek
Probeer een plek te vinden, waar niet te veel afleiding is, maar waar een kind wél voldoende overzicht over de groep heeft. Overweeg een plek in een tafelgroep voor groepslessen én een individuele werkplek voor werkmomenten. Overleg ook met het kind zelf wat het prettig vindt.
Het is belangrijk om tegemoet te komen aan de behoeften aan veiligheid en vertrouwen!
Informatie
